Nederland telt vele miljoenen ervaringsdeskundigen. Iedereen heeft zo zijn overtuigingen over het fenomeen functioneringsgesprekken. Veel van de knowhow blijkt toch op misverstanden te berusten.
Hier volgen enkele bekende mythen over het verslag van een functioneringsgesprek die elke leidinggevende zou moeten weten…..
Mythe I
Niet getekende verslagen van functioneringsgesprekken door werknemers zijn juridisch van generlei waarde/ niet geldig zijn.
Néé dit is een onjuiste veronderstelling mits organisaties wel documentatie zoals correspondentie toevoegt tussen de leidinggende en de werknemer waarom die persoon afziet van ondertekening. Het wordt sterk afgeraden om werknemers te dwingen om te tekenen
Mythe II.
Eenmaal getekend kan het verslag van een functioneringsgesprek niet meer worden gewijzigd door een werknemer. Het is bindend.
Néé werknemers kunnen ook na ondertekening van verslagen proberen die toch aan te passen. Ze kunnen hierbij beroep doen op de wetgeving.
Mythe III.
Na het beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een werknemer hoeven de verslagen van zijn functioneringsgesprekken niet meer bewaard te worden.
Ook nadat arbeidsovereenkomsten ontbonden zijn, zijn werkgevers wettelijk verplicht om het personeelsdossier van werknemers een tijd te bewaren.
Mythe IV.
Gespreksverslagen van functioneringsgesprekken moeten juist niet bewaard worden in het personeelsdossier.
Het verdient aanbeveling dit wel te doen. Hoewel de wettelijke eisen voor personeelsdossiers geen harde eis stellen aan het (niet) bewaren van functioneringsgesprekken in het dossier, wordt het doorgaans wel functioneel geacht.
Mythe V.
Een verslag van een gehouden functioneringsgesprek wordt tijdens het gesprek opgemaakt en aan het eind ervan ondertekend.
Néé de kwaliteit van functioneringsgesprekken dient voorop te staan, niet de efficiëntie van het werken eraan. In sommige gevallen kan een dergelijke snelle afwikkeling juist een nadelig uitstralingseffect hebben omdat het niet getuigd van zorg en aandacht. Veel werknemers hebben hier behoefte aan en vinden dit een basisvereiste voor functioneringsgesprekken.
Mythe VI.
Als het functioneringsgesprek is gehouden en het verslag ervan getekend, zit, wat de gespreksronde betreft, de taak van de leidinggevende erop.
Néé als leidinggevende is het verstandig te erkennen dat er ook een nafase bestaat en ernaar te handelen. Dit komt de kwaliteitsbeleving van het functioneringsgesprek ten goede. Het verwaarlozen van nazorg kan onder personeel zelfs het draagvlak voor functioneringsgesprekken ondermijnen.
Mythe VII.
Het verslag van een functioneringsgesprek moet een consensus zijn tussen leidinggevende en zijn werknemer over de behandelde onderwerpen.
Néé afwijkende opvattingen kunnen naast elkaar bestaan en worden opgetekend. Klassieke functioneringsgesprekken hebben nu eenmaal een oriënterend en informatief karakter over het functioneringsvraagstuk. Het wordt sterk afgeraden als leiding te oordelen en werknemers te overtuigen van hun ongelijk.
Mythe VIII.
Het belangrijkst zijn de gespreksverslagen voor de afdeling personeelszaken.
Néé. De verslagen zijn belangrijk voor de leidinggevende, de werknemer en personeelszaken.